Kleine kwalen bij honden en katten

Wat doe je aan een ingeslikte naald bij een hond of kat? Hoe behandel je een pijnlijke gebeurtenis als een gebroken nagel?
En verrassend: ook huisdieren kunnen last hebben van wintersportproblemen.
Dit boek begint met een poging een definitie te geven van ‘kleine kwalen’. Vaak zijn de aandoeningen medisch gezien niet erg belangrijk, maar voor de patiënt des te meer. Reisziekte of klitten in de vacht zijn kwalen die niet urgent zijn, maar die wel om een oplossing vragen.

De dierenarts moet op de meest uiteenlopende vragen snel een professioneel antwoord klaar hebben. Aan de eerstelijnsproblematiek wordt tijdens de opleiding en in nascholingsprogramma’s vaak onvoldoende aandacht besteed. Sommige kwalen komen zo zelden voor in de gemiddelde dierenartspraktijk, dat ook ervaren artsen erdoor verrast kunnen worden.

Ook de dierenartsassistent zal in dit boek antwoorden vinden op veel via de telefoon gestelde vragen van verontruste eigenaren van honden en katten.
Kleine kwalen bij honden en katten behandelt 85 kwalen die alle volgens hetzelfde stramien worden besproken: etiologie en pathogenese, waarmee komt de eigenaar?, anamnese, onderzoek, differentieel diagnose en care, behandeling en beleid, preventie en voorlichting. Hierdoor is het een overzichtelijk en praktijkgericht boek, dat voor het grijpen moet liggen in de spreekkamer van elke dierenarts.

Jan Gajentaan groeide op in de eerstelijnsgezelschapsdierenpraktijk van zijn vader die, als een van de eerste dierenartsen, uitsluitend kleine huisdieren behandelde. Jan Gajentaan werkte als eerste- en tweedelijnsgezelschapsdierenpracticus in Amsterdam en in Eugene, Oregon, USA. Van 1983 tot 1996 was hij hoogleraar geneeskunde van gezelschapsdieren te Utrecht.

Auteur: J.E. Gajentaan.